Fragment uit eigen werk

Dit is het tweede verhaal wat ik op de veerpont heb uitgedeeld:

 

Aan de Randwijkse Achterstraat woont een vrouw in een heel groot huis. Toen ik haar een keer vroeg naar haar huis vertelde ze me onderstaand verhaal. Sindsdien ga ik soms bij haar op bezoek.

Ik woon hier alleen. De muren en de trappen zijn wit gepleisterd, en er zijn geen deuren maar open doorgangen. Ik slaap in een bed met grote, witte, zachte dekens. Ik ben op een innige manier gelukkig in dit huis. Ik voel me eigenlijk altijd in gezelschap van het huis. Het huis verlangt niets van mij maar geeft mij een wereld, zeker omdat het zo groot is. Het heeft een tuin en er lopen paden om het huis heen, waar weer andere gebouwen staan; schuren en stallen. Ze zijn wel van mij, maar ik heb ze nog niet allemaal bezocht en ik ben in nog geen een naar binnen gegaan.

Nu ik erover nadenk heb ik hier al heel lang geen bezoek meer gehad, de laatste keer was jaren geleden. Het was een vriendin met een heel gulle lach, die een hartstochtelijk fan is van volksmuziek en het ook graag zingt. De gangen van het huis werden makkelijk gevuld met gelach en gezang. Het huis was niet beledigd of bevuild door haar komst. Waarom heb ik dan sinds die tijd niemand meer over de vloer gehad? Ik denk dat dat komt omdat er geen verlichting is. Al vroeg gaat het hier schemeren en de schemering houdt lang aan, en in die tijd vind ik mijn weg op de tast en op gehoor. Ik geniet erg van de schemering en snuif de geur, die dan plots begint te ruiken, op. Ik ga steeds langzamer bewegen en spits mijn oren, en ik hoor eerst de krekels, de vogels, en later de wind en een auto in de verte. De dag gaat niet voorbij, hij verandert alleen in iets anders, en ik los op in de nacht en word oren en handen.